Belangrijkste kenmerken
- Multi-parametrische interactie tussen de grondplaat en de funderingsbodem
- Er wordt rekening gehouden met: verdeling en intensiteit van de belasting, contactspanning tussen structuur en bodem, oppervlaktegeometrie van fundering, plaatselijke geologische omstandigheden
- Het invoeren van de bedding met gegevens van boorgatmetingen
- Het weergeven van SigmaZ en bodemstructuursterkte
- Genereren van vertices (bodempunten)
- Het gebruiken van bodeminteractie in combinatie met seismische analyse
Het bepalen van de 'reële' C-parameters en het berekenen van de interactie tussen de structuur en de bodem vanwege instellingen van de bodem. De verdeling van de trekspanning in de bodem onder de funderingsplaten, de verdeling en het niveau van de belasting, de contactspanning tussen de structuur en de bedding, de geometrie van de contactlaag en de geologische karakteristieken van de bedding op een bepaalde positie. Aangezien de C-parameters van invloed zijn op de contactspanning (en omgekeerd), worden de verzakking van de contactlaag en als gevolg daarvan, ook de C-parameters beïnvloed door de contactspanning. De berekening van de eigenschappen is iteratief. De berekening bepaalt de optredende zettingen en de invloed van deze zettingen op de structuur. De berekening is gebaseerd op het Pasternak-model.
- De module berekent C-parameters voor de interactie tussen grondplaten en funderingsbodem, waarbij rekening wordt gehouden met de verdeling en intensiteit van de belasting, de contactspanning op de grens tussen structuur en bodem, de oppervlaktegeometrie van de fundering en plaatselijke geologische omstandigheden.
- Het model dat in "Soil-in" wordt gebruikt, heet het "Energy or More-constants Model" en wordt sinds 1975 gebruikt. Het presteert goed vergeleken met diverse in situ meetsystemen. De naam "More-constants model" verwijst naar de capaciteit van het energiemodel:
- de afschuifstijfheid van de bedding C2 met het Pasternak-model;
- de orthotropie of anisotropie van de bedding middels de constanten C2x, C2y en C2xy;
- de oppervlaktewrijving in de structuur/bodeminterface middels de constanten C1x, C1y.
- De "Soil-in"-module maakt gebruik van een gelaagd halfruimtemodel met deze functionaliteit:
- U kunt de Boussinesq-invloedfunctie toepassen om de ontwikkeling van het verticale spanningscomponent SigmaZ in de bedding te berekenen in elke situatie met een overbelast oppervlak, ongeacht eventueel aanwezige gelaagde, oneffen bodemsamenstelling of andere anomalie. Diverse geomechanische standaarden keuren deze methode goed.
- U kunt eventuele overbelasting op afgegraven oppervlakken vaststellen met de Boussinesq-formules voor een halfruimte belast op een algemene diepte.
- Het model gebruikt een benadering van een elastische laag van eindige dikte om de aanwezigheid van een onsamendrukbare laag aan te geven.
- Het model berekent de belastingscomponenten van de bodemcompressie en zettingen, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de ondergrondlagen.
- Het programma volgt de Eurocode 7.
Invoer
U selecteert funderingsplaten waarbij de "Soil-in"-module de stijfheid bepaalt, wat betekent dat uitsluitend funderingsplaten worden geselecteerd die door "Soil-in" worden geanalyseerd.
Het model kan diverse boorgaten definiëren met verschillende lagen en eigenschappen voor elk boorgat:
- t = de dikte van de laag;
- E = de vervormingsmodulus van bodemmassa onder druk (cilindrische standaardtest);
- n = Poisson-factor;
- g = soortelijk gewicht droog en nat;
- m = krachtfactor van bodemstructuur (gedefinieerd in verschillende normen).
U dient uitgravingen te overwegen als de funderingsplaat en ondergrond geen interactie hebben met het oorspronkelijke terreinoppervlak. Het programma berekent automatisch de parameters.
Berekening
Het programma heeft de interactieparameters tussen de structuur en de bodem nodig voor volgende iteraties. Eerst geeft de EEM-analyse van de bovenliggende structuur met de oorspronkelijke C-interactieparameters (die de gebruiker kan aanpassen) een eerste benadering van de contactspanning.
Deze waarden voor de contactspanning op de bedding dienen als invoer voor "Soil-in". Het programma lost zettingen op en corrigeert de waarden van C-parameters. Het programma herhaalt de complete EEM-berekening + "Soil-in"-cyclus totdat de iteratietest is voltooid. Op deze manier worden de correcte vervorming en interne krachtwaarden verkregen.
Als de bodeminteractiefunctie is ingeschakeld en minstens één seismisch belastingsgeval aanwezig is in het project, voegt de oplosserinstelling velden toe voor het gebruiken van bodemstijfheid vermenigvuldigd met een aangepaste factor uitsluitend voor het analyseren van seismische belastingsgevallen. Voor gebruikelijke bodemomstandigheden variëren de toepasbare factoren, afhankelijk van het beddingstype, tussen 3 en 10. In andere belastingsgevallen en in andere soorten analyses (stabiliteit, dynamica) gedraagt de bodem zich zoals in het model is gedefinieerd en wordt geen rekening gehouden met dergelijke aangepaste vermenigvuldigingsfactoren. In onderstaande figuur vindt u enkele typische oplosserinstellingen.
Resultaten
De resultaten kunnen zowel in grafische als numerieke vorm worden weergegeven. Tevens zijn alle standaard uitvoermogelijkheden van SCIA Engineer beschikbaar: isobanden, isolijnen, DXF exporteren, extremen zoeken en documentatie.
Het programma bepaalt de coëfficiënten C1z, C2x and C2y en geeft deze weer. Ook beschikbaar zijn spanningswaarden voor contact tussen funderingsplaat en bedding bij elke iteratie.
Vereiste modules:
- sen.00